Er voer een schip op zee.
Aan boord waren duizenden passagiers. De rijksten op de
bovendekken, de minder vermogenden op de lagere dekken.
Helemaal onderin de buik van het schip ontdekte een
personeelslid dat er een gat in de romp zat. Er sijpelde water naar binnen.
Hij meldde het aan zijn meerdere; deze ging kijken en
overlegde vervolgens met enkele technici.
De ene technicus meende dat het gat van binnenuit was
ontstaan. De ander was bijna zeker dat een dergelijk gat alleen door iets van
buitenaf ontstaan kon zijn. De derde meende dat elk schip nu eenmaal een beetje
roest, gaten ontstaan vanzelf, daar kan niemand wat aan veranderen.
Tijdens deze discussie steeg het water tot hun enkels, maar
ze werden het niet eens. De derde zei dat je zoiets aan de natuur kon overlaten
en dat zo’n gat vanzelf weer dichtging, als je maar wachtte tot er voldoende
mossels en zeepokken overheen waren gegroeid. Degene die beweerde dat het van binnenuit was
ontstaan, keek om zich heen naar het stuk gereedschap waarmee zo’n gat gemaakt
kon zijn, maar kon eigenlijk niet geloven dat iemand zo onvoorzichtig zou zijn,
zo midden op zee. De tweede technicus vond dat eerst iemand de buitenzijde van
het schip moest controleren voor je je aan conclusies kon wagen, het was belachelijk
om te beweren dat dat gat door mensenhanden was ontstaan.
Ondertussen braken er op het tweede en derde dek
ongeregeldheden uit tussen passagiers onderling. Er was onenigheid over
eigendom en gebruik van ruimtes, en het dreigde al gauw zo uit de hand te lopen
dat het personeel werd opgeroepen de ruziënde partijen uiteen te drijven.
Ook twee van de drie technici waadden door het inmiddels kuitdiepe
water naar de lift, er waren nu urgentere zaken. Eén bleef er achter. Hij vroeg
wat rond bij de stokers, vond de man die het gat had ontdekt en kwam er samen
met hem achter dat een groot aantal passagiers nogal onvoorzichtig met hun afval waren
omgegaan, waardoor er – zo ontdekten ze nu – meerdere gaten in de romp waren
ontstaan.
Door het kniediepe water waadden ze naar de lift, die niet
meer bleek te werken, en tegen de tijd dat ze via de trappen het bovendek
hadden bereikt, waren de gevechten al overgeslagen naar de andere dekken.
Personeel van het schip probeerde vergeefs iets aan de schermutselingen te
doen, maar als ze het op de ene plek tot bedaren kregen, laaide het op andere
plekken weer op. Bovendien leken er passagiers te zijn die er een morbide
plezier aan beleefden onrust te stoken op plekken die tot nog toe rustig waren,
waardoor de situatie behoorlijk onoverzichtelijk begon te worden.
Alleen de rijken bleven verstoken van onenigheden; zij
hadden hun eigen personeel bij zich, dat zorgde dat de gevechten niet oversloegen
naar hun veilige wereldje op het bovendek.
De stoker en de techneut bereikten de kapiteinshut, maar de
kapitein bleek in een hevige discussie verzeild met de eerste stuurman over de
beste manier om de rellen de kop in te drukken, en over een gaatje in de romp
wilden beiden niets horen, er waren wel ergere dingen aan de hand.
Op dat moment vloog de deur open en kwam er een passagier
van een van de onderste dekken binnen, een mes in zijn hand, zijn ogen
bloeddoorlopen. De stoker en de techneut wisten te ontkomen en haastten zich
terug naar beneden, naar de buik van het schip, waar inmiddels de eerste mensen
verdronken waren en lijken ronddreven tussen de koffers.
Toen de armste passagiers van de onderste dekken voor het
stijgende water naar boven begonnen te vluchten, verhevigde dit de intensiteit
van de gevechten. Het water steeg naar het tweede dek, en naar het derde, en steeds vluchtte iedereen vechtend naar een
hogere verdieping, en op elk dek dat de mensen bereikten werd het voller en
gewelddadiger.
De rijken klaagden dat er zo’n herrie van beneden kwam,
lieten zich nog een glas champagne inschenken en vroegen het orkest wat luider
te spelen.
Bij de trap stond een man te schreeuwen die beweerde techneut te zijn, maar gelukkig hielden hun bewakers hem tegen. Toen het schip slagzij begon te maken, stopten ze met dansen, maar champagne drinken ging nog prima.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten