Gek genoeg bleek ik helemaal niet zo veel katten gehad te hebben als ik dacht. Met Poedie, onze huidige kat, en het kitten dat we in mei krijgen meegerekend, hield ik twee lijstjes over.
Ik ben niet de enige kattenliefhebber. Veel schrijvers hebben een kat. Zo sprak ik laatst Abdelkader Benali, die vertelde dat zijn huidige kat Couscous heet en zijn vorige Poespoes. Benieuwd hoe hij de volgende gaat noemen. Volgens Midas Dekkers is het hebben van een kat voor een schrijver zelfs een absolute noodzaak. Zolang Poedie op mijn bureau ligt, ben ik het met hem eens, maar zij houdt erg van warmte en aangezien mijn schoot beduidend warmer is dan het blad van mijn bureau, ligt ze het liefst daar. Met haar kopje op mijn linkerarm en haar rechter achterpoot op mijn toetsenbord. Op de m, de l, de komma en de punt.
Een week geleden kreeg ik het boekje Les chats de Lili in handen. Philip Freriks had me er volgens mij zelf ooit op gewezen, tijdens een interview op televisie, als ik het me goed herinner. In elk geval stond dit boekje - net als de fotolijst - op mijn verlanglijstje.
Dit is overigens geen echt lijstje, maar een verzameling aantekeningen in een klein geel notitieboekje dat ik ooit illegaal van mijn werk heb meegenomen. Als ik iets leuks zie (in een magazine, in een winkel of op internet) of er schiet me op een andere manier iets te binnen wat ik graag zou willen hebben, schrijf ik het op in dit boekje. Drie keer per jaar, rond mijn verjaardag, in de week voor moederdag en in december, verdwijnt dit boekje op mysterieuze wijze (ik verdenk mijn echtgenoot).
Enfin, het is lang geleden dat ik een cadeau kreeg dat me tegenviel. Ik kan het iedereen aanraden. Ik krijg alleen maar leuke dingen, en altijd precies dat wat ik wenste.
Terug naar Philip Freriks. We kennen hem natuurlijk vooral van het journaal en zijn welhaast legendarische verhaspelingen, die hem zo menselijk en sympathiek maakten (en verguisd door sommigen). Hij en zijn vrouw Lili hebben in de loop van hun samenzijn een bonte verzameling katten aan zich zien voorbijtrekken die voor langere of kortere tijd gebruik maakten van hun diensten, hun aaiende handen en de zachte kussens van hun bed. Lili schildert, en Philip schreef er de verhalen bij.
Ik word altijd blij van dat soort boekjes. Omdat ze zo herkenbaar zijn en omdat er zo veel liefde voor het fenomeen kat uit blijkt.
Laatst had ik het erover met mijn dochter: welk dier zou een alternatief zijn voor de kat, als katten helemaal niet bestonden? Qua aaibaarheid kan een konijn misschien in de buurt komen, maar die hebben hun ogen niet aan de voorkant zitten zodat er geen wezenlijk contact mogelijk is. De hond viel al meteen af vanwege zijn serviele karakter, wat een kat juist volkomen ontbeert (en wat een kat mijns inziens juist zo leuk maakt). Even werd de fret geopperd, vanwege zijn soepele lijfje. Later kwamen we nog op de otter, omdat een kat waarvan je de oortjes platdrukt, wel wat van een otter heeft.
Ik ben ervan overtuigd dat dat de enige reden is waarom een kat oortjes heeft: om hem van een otter te onderscheiden. Luisteren doen ze immers niet, die oortjes zitten er puur voor de sier. Behalve dan wanneer je de koelkast opentrekt.
Enfin, we kwamen tot de conclusie dat geen enkel dier zo prettig te aaien valt als een kat, van wie, zoals Midas Dekkers dat zo fijn omschrijft, de vacht aanvoelt als een te ruime jas die hier en daar met een klein steekje vastgenaaid zit. En dan vergeet ik het belangrijkste nog bijna: geen enkel ander dier snort.
Ik las van de week dat er in het Guiness Book of Records een kat staat die zo hard snort dat zijn mensen de televisie en de telefoon niet meer kunnen verstaan. Ik meen me te herinneren dat hij op iets van 80 dB zat, wat te vergelijken is met een elektrische grasmaaier.
Het boekje van Philip en zijn vrouw Lili was niet alleen leuk om te lezen, ook was het een bron van inspiratie. Kan ik niet over mijn katten schrijven? Over Bas, de lapjespoes met de jongensnaam, die zo vals was dat mijn opa haar geen eten durfde geven als wij op vakantie waren, maar die naar mij nooit een nagel heeft uitgestoken. Over Gijs, de zwarte zwerver, die we stiekem meenamen uit Friesland en die op een novemberavond verdween om nooit meer terug te keren. Over Poesje, de streep, die zo gek op kaas was dat ze aan een hartkwaal is overleden. Over Vitje, mijn eerste raskat, die - hoe bestaat het - een aangeboren hartkwaal had en de tien jaar niet zou halen, maar desondanks toch maar even vijftien is geworden. Over Amy, mijn wilde Noorse Boskat, die zo hard kon miauwen. En dan nu Poedie, die we uit het asiel hebben gehaald en die zo lief is dat we ons nog altijd afvragen wat voor mensen dat zijn, die zo'n lieve poes weg doen. Over poes zeven kan ik nog niets vertellen, want zij woont nog bij haar moeder.
Dat maakt zeven katten. Zeven verhalen, zeven foto's. Philip en zijn vrouw wonen in Frankrijk en ineens wist ik voor wie ik de laatste twee lijstjes moest bewaren. Bonbon en Caramel. Onze Franse vakantiepoezen. De afgelopen jaren hebben wij onze vakanties doorgebracht in de Ardèche, bij de Nederlanders Kris en Angèle, die in 1993 een vervallen dorpje van twaalf huizen hebben gekocht. In één huis wonen zij, de overige zijn vakantiewoningen. Het ligt nogal verscholen en daar houden wij van, wars als wij zijn van all-in vakanties met polsbandjes. Het is alleen te bereiken via een smal weggetje dat maar net op de kaart staat aangegeven en op het moment dat je denkt: ik rijd verkeerd, dit klopt niet - dan zit je goed.
Het gehuchtje ligt ver van de grote weg, een kluitje stenen huisjes op een rijkbegroeide helling. Dat alles daar zo welig tiert komt onder andere door de grote hoeveelheid neerslag die in die streek valt. Ik spreek uit ervaring. Toch is het er altijd fijn. Mijn dochter kan geen kant op - in zoverre dan, dat ze alleen maar door het gehucht kan lopen, dat bestaat uit de genoemde twaalf huisjes en een heleboel steegjes, ongelijke trapjes en geheime hoekjes. Er lopen een paar kippen en een paar katten, en dat is het. Verder hoor je er enkel vogels. Die katten zijn inmiddels legendarisch. Caramel is een roodwitte dame die bijna net zo breed is als lang, met een lief hoog stemmetje en groene ogen. Haar kind heet Toffee, maar die is nogal verlegen en liet zich niet zo vaak zien. Wie zich wel om de haverklap liet zien, was Bonbon. Een reusachtige kater met een enigszins mottige, halflange vacht (hij schijnt Noors bloed te hebben) en één mislukt oor. De liefste kat die ik ken. Nog liever dan onze eigen Poedie. Bonbon en Caramel beschouwen het hele gehucht als het hunne en lopen de huisjes naar believen in en uit. Avond aan avond brachten ze door op onze bank, onze stoelen of onze schoot.
Zo werden ze een klein beetje 'onze katten' en daarom krijgt dit tweetal een plekje in mijn fotolijst.
Bonbon |
Caramel |