donderdag 21 april 2011

Ruimteschip Aarde

Soms vraag ik me af; stel nou dat de wereld af zou koelen door de manier waarop de mens met het milieu omgaat. Afkoelen, in plaats van opwarmen. Nieuwe ijstijden, lappen gletsjer tot aan de keerkringen. Zou men zich dan wél druk gaan maken? 

Waarschijnlijk wel. Want opwarming, dat is kennelijk niet zo erg. Men gaat nog altijd massaal op vakantie naar warme oorden. Want warm is fijn, niet angstaanjagend. Dus opwarming van de aarde, dat is iets waarover je je bij lange na niet druk hoeft te maken. Sterker nog: het is een prettig vooruitzicht. Lekker, warm.

Ik vind het een ongemakkelijk vooruitzicht. Ook omdat ik aan alle kanten merk dat men er maar weinig aan gelegen is om echt wat te doen aan de enorme CO2-wolk die wij met zijn allen produceren. Economie en comfort wegen schijnbaar nog altijd zwaarder. Waarom men in deze tijd van financiële crisis niet meteen de koe bij de hoorns vat en twee vliegen in één klap probeert te slaan, is mij dan ook volslagen duister. Grote autofabrikanten bijna failliet, waarom gaan die niet als een razende elektrische of waterstofauto’s ontwikkelen? Dat is de toekomst! 

Maar nee, liever komen ze met een halfslachtig reorganisatieplan en houden ze hun hand op bij de regering. En het land met de grootste economische groei van de wereld, China, opent maar liefst elke vijf dagen een nieuwe kolencentrale. Kólen! Is me dat even 19e-eeuws. Waarom gebruiken ze die 10% groei niet om te investeren in duurzame oplossingen en écht een vooruitstrevend land te worden? China zou een voorbeeld kunnen zijn voor de rest van de wereld. 

Gemiste kansen, dat is wat me als eerste te binnen schiet als ik foto’s van onze mooie aardbol zie die vanuit de ruimte zijn gemaakt. Veel te weinig mensen realiseren zich dat die bal waarop wij met zijn allen wonen, geen onuitputtelijke bron is, maar ons ruimteschip, ons vervoermiddel door het heelal. Als onze aarde uitgeput is, is er geen alternatief. Geen kapitein die het goedkeurt dat zijn manschappen het schip op volle zee aan flarden hakken. 


Ruimteschip Aarde verscheen eerder als column in dagblad De Pers

Dooie visjes

JE BENT WAT JE EET

Ineens zie je het: ansjovis, dat zijn dode visjes. Vieze, glibberige dode visjes.

Iedereen heeft wel eens zo’n moment dat de bliksem lijkt in te slaan. Dat je even een glimp mag opvangen van de goddelijke bedoelingen, een alwetend begrijpen van de wereld om ons heen.
Ik had zo’n moment een paar jaar terug, toen ik sla aan het maken was. Naar oud en gewaardeerd gebruik maakte ik een salade met een mediterrane touch. Olijven, ansjovis, kappertjes, gedroogde tomaatjes en pijnboompitjes. En natuurlijk mijn geheime en veelgeprezen honing-mosterd dressing.
Ergens in mijn geheugen heeft het advies zich vastgezet dat ansjovis voor gebruik afgespoeld moet worden met water, veel water. Anders zijn die krengen zo zout dat je de rest van de avond aan de kraan hangt.
Ik vulde een kommetje met water, opende het blikje ansjovis en legde ze een voor een in het kommetje. Een beetje treurig dreven de kop- en staartloze visjes in het water rond. En toen gebeurde het. De goddelijke inmenging. Het alwetend begrijpen. Ansjovisjes, dat zijn dode visjes. Vieze, dode visjes. Al maanden dood. Natuurlijk probeerde ik de gedachte te verdringen; ik was tenslotte met het eten bezig.
Maar toen ik ze uit het kommetje pakte, voelde ik de koude, glibberige lijven in mijn vingers. Dode beesten. Ik kokhalsde. Ik stond op het punt om dode beesten in mijn sla te gooien! Sterker nog: ik at al jarenlang sla met dode beesten erin. Ik bedoel maar, als je goudvis is overleden gooi je hem, staartje tussen duim en wijsvinger, in het toilet.
En sla, dat zijn ook maar planten. Ik dacht aan de ficus die ik de week ervoor in de GFT-bak had gegooid. Een plant! Geworteld in dezelfde aarde waarin wij onze medemensen begraven. En zoiets eten wij zonder scrupules op?
En wat zijn olijven eigenlijk? En gedroogde – gemummificeerde – tomaten? Pijnboompitten? Een schaal vol dode beesten, planten en stukken boom, en dat noemde ik een delicatesse? Hoe haalde ik het in mijn hoofd om mijn gezin zoiets walgelijks voor te zetten?
Nee, die honing-mosterd dressing heb ik ook maar niet meer gemaakt, toen ik me eenmaal realiseerde dat mosterd geplet vogelzaad is en honing in feite niets anders dan bijenkots.
Een glas melk dan maar om de mond te spoelen? Gefilterd koeienbloed, zul je bedoelen. Met minstens vijf procent etter erin, zoiets moest me natuurlijk precies op dat moment te binnen schieten.
Met het zuur achterin mijn keel keek ik naar de inhoud van mijn koelkast. Allerlei delen van planten, bloemen, takken, dierlijke vloeistoffen en stukken dood beest staarden mij aan. Kaas: hard geworden verzuurde melk. Gehakt: onherkenbaar lijkenvlees. Bloemkool: embryonale koolbloemen. Eieren: slijm uit een kippenkont met een hard laagje er overheen tegen het lekken. Ik kreeg de neiging alles met een grote armzwaai in de vuilnisbak te gooien, toen ik me plotseling realiseerde dat ik dit elke dag eet. Al mijn hele leven. 

Dooie Visjes verscheen eerder als column in dagblad De Pers

Denkend aan Holland

Denkend aan Holland
zie ik breede files
traag door oneindig bebouwd laagland gaan
Rijen ondenkbaar lelijke
leegstaande bedrijfspanden
als symbolen van kwijnend kapitalisme
langs de snelweg staan
En in de geweldige volte
bezwijken de boerderijen
verspreid door het land
Flats, steden, gesloopte torens,
leegstaande kerken en minaretten
in een grotesk verband
De smog hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
door hoogbouw gesmoord
En in het westen
wordt de stem van de populisten
met hun eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

dinsdag 19 april 2011

Scheepje zonder roer

Ik vaar op een schip zonder roer
en zie de klippen naderen
maar de wind drijft me telkens verder
en ik sta machteloos op het dek
te wachten op de klap
die onvermijdelijk komt
maar ik weet niet wanneer
slapen kan ik niet
de klippen houden me uit mijn slaap
hoe hard zal de klap zijn
waar wordt het schip geraakt
zal het water maken
en zinken?
  ik strompel in een donkere ruimte
de uitgang vind ik niet
op de tast stoot ik overal tegenaan
tot ik het benauwd krijg
de ruimte krimpt
ik kan er niet uit
ik zit gevangen
in mijn gedachten
alles wat moet
mij door anderen opgelegd
door anderen in een richting gestuurd die ik niet wil
de klippen
mijn roer afgenomen
mijn mooie scheepje
dat in rustig water voer
de zon tegemoet
de schaduw achter mij
is nu een spookschip
zonder roer
de klippen komen naderbij
ik zie de schuimranden van de golven
stukslaan op de rotsen
en ik wacht
ik sta met mijn handen aan de reling
ogen wijd opengesperd
verstard
het noodlot in mijn vizier
een kapitein verlaat zijn schip niet
maar het zicht op de rotsen
maakt dat ik in het koude zwarte water wil springen
en zinken
tot mijn longen barsten
zodat ik niet hoef te zien
hoe mijn scheepje stuurloos te pletter slaat
op de rotsen
scherpe randen onder water
die de romp van mijn scheepje vernielen
mijn scheepje dat zo rustig voer
in kalm water
wind in de rug
mijn roer is gebroken
gesloopt door piraten
nu wachten de rotsen
ik zie ze al grijnzen
hun stenen klauwen uitgestoken
naar de romp van mijn scheepje
zo kwetsbaar
van hout
levend hout
dode rots
een ongelijke strijd
en ik stel me voor hoe het zal zijn
als de spanten onder mij breken
het water naar binnen stroomt
kolkend en koud
mijn scheepje vernielend
mij met zich meesleurend
ik ga, hoe dan ook
de kliffen naderen
ik slaap niet meer
voortdurend op wacht
hoe kan een mens slapen
op een stuurloos schip
dat de klippen nadert?
mijn handen omklemmen de reling
maar mijn scheepje is een speelbal
in rustig water leek het zo stevig
nu zie ik pas hoe fragiel het is
het maanlicht schijnt op het water
en ik zie de schuimkoppen rond de zwarte rotsen

verontrustend dichtbij