De serre
Het huis waar ik de eerste helft van mijn kindertijd
doorbracht, had een serre. Het huis waar ik de tweede helft doorbracht, ook.
Voor mij is een serre synoniem aan een lichte, zonnige, tuingerichte ruimte in
huis waar bij voorkeur zo veel mogelijk tijd doorgebracht wordt wanneer het
weer het niet toelaat om buiten te zitten.
De serre was de plek waar ’s middags na school thee
gedronken werd, waar ik altijd zat te tekenen, waar de poezen in de zon lagen
te slapen, waar de visite – mits niet te talrijk – werd onthaald. In de
weekends was de serre de plek waar je de hele dag zat, van ontbijt tot het tijd
voor het avondeten was. Licht en tuinzicht, wat wil een mens nog meer?
Mijn moeder zei wel eens gekscherend dat ze de rest van haar
huis voor de sier had, want in de donkere voorkamer zaten we eigenlijk nooit en
in de achterkamer we alleen wanneer er gegeten werd.
Ik ben waarschijnlijk
lichtelijk verwend doordat ik in herenhuizen van rond de eeuwwisseling ben opgegroeid.
Ik wist als kind niet beter dan dat een gemiddelde kinderkamer zes bij vier is,
dat een huis ruim twee keer zo veel kamers heeft als het aantal personen dat er
woont, dat ieder huis van voor naar achter drie kamers telt en achter de
voordeur een vestibule voordat de échte gang begint.
Het was hardhandig wakker worden toen ik mijn eerste baan
had en ontdekte dat er volwassen mensen waren, met gezinnen, die in een huisje
woonden dat in zijn geheel net zo veel vierkante meters besloeg als onze
benedenverdieping. Ik was wellicht een tikje naïef.
Ik kijk graag op Funda om te zien hoe andere mensen hun huis
hebben ingericht. Soms zijn huizen zo mooi, dat ik ze opsla op mijn computer in
een mapje dat als een soort moodboard dient voor een toekomstig droomhuis. Soms
zijn de huizen zo bedroevend dat het niet anders kan dan dat ze in 1982 zijn
ingericht door de firma Kraak noch Smaak en er sindsdien niets meer aan is
veranderd. Ik kan me bijna niet voorstellen dat iemand zoiets “thuis” zou
noemen. Ik bedoel, je hebt smaken en die kunnen verschillen, maar je hebt ook
huizen die, nou ja, gewoon niets uitstralen. Niet eens wansmaak, niet eens
doorsnee-Ikea, maar gewoon Echt Helemaal Niets.
Wat me ook opvalt, als ik te koop staande huizen van binnen
begluur, is dat mensen zich vaak helemaal geen raad weten met hun serre. Zelden
zie ik er een gezellige tuinkamer van gemaakt, zoals mijn moeder die heeft.
Soms staan er enkel twee ongemakkelijke stoelen in, of een hondenmand en verder
niks. Ik kan er met mijn verstand niet bij dat je in zo’n lichte, tuingerichte
ruimte, waar het in het prille voorjaarszonnetje al zo aangenaam toeven is,
niet zou willen zitten!
Zouden mensen die net weten wat ze ermee aanmoeten,
dezelfden zijn die het woord zo steevast verkeerd uitspreken? Met zo’n
langgerekte è, alsof serre een afkorting is van misère? Misschien krijgen ze
door die uitspraak al een negatieve associatie met die toch zo fijne ruimte die
de overgang tussen binnen en buiten zo zacht markeert. Mensen, het is serre,
niet sère.
En je dient er te zitten, te genieten, boeken te lezen in
het bleke voorjaarszonnetje, met grote potten thee erbij en een bos tulpen op
tafel, en ’s zomers kun je er een soort verlengd terras van maken, als je de
openslaande deuren opengooit en je in de serre ineens half binnen, half buiten
zit.
Tot slot nog een paar tips aan makelaars.
1.
Alle huizen staan op een unieke locatie. Alleen
van flatwoningen en appartementen zou je nog enigszins kunnen beweren dat ze op
een niet-unieke locatie gebouwd zijn.
2.
Wij trappen echt niet meer in termen als “kluswoning”,
“uitdaging voor iemand met twee rechterhanden” of “huis met mogelijkheden”. Als
het woord krot meer de lading dekt, zeg dan gewoon krot en trek de vraagprijs
met minimaal 50.000 euro omlaag.
3.
Huizen die zogenaamd pas twee dagen te koop
staan, en dat een half jaar later nog steeds: niet doen. Mensen die er elke dag
langs rijden en nog altijd geen bezichtiging hebben aangevraagd, hebben
überhaupt geen interesse, dus die trucjes kun je achterwege laten.
4.
Een plaatsje achter het huis van twee bij vijf
meter op het noorden is géén zonnige ruime achtertuin.
5.
Termen als “levendige buurt” en “vlak bij
uitvalswegen” betekenen gewoonlijk dat het huis naast een druk kruispunt staat met
drie scholen en een supermarkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten