Wat ruim een jaar geleden in gang werd gezet met de komst van de niet zo fijne nieuwe buren, begint eindelijk wezenlijk te worden. Midden in de crisis, op het moment dat de huizenmarkt op slot begon te gaan, zetten wij ons huis te koop. Vol vertrouwen, eerlijk gezegd, omdat we in een courante straat wonen en de huizen van diverse buren in het verleden altijd wel met een maand of drie, vier verkocht waren.
De fotograaf kwam midden in december, wat voor ons de slechtst mogelijke timing was, aangezien niet alleen Sint en Jezus die maand jarig zijn, maar mijn dochter eveneens, en zij werd ook nog eens getroffen door een geheimzinnig virus dat haar twee weken lang in bed dwong te blijven. Midden in die twee weken viel haar verjaardag. Dat is heel zielig, als je acht bent. In diezelfde periode beviel mijn zus een maand te vroeg van haar dochter en dat alles maakte dat ik niet bepaald relaxt op de fotograaf zat te wachten.
Mijn huis moest aan kant, aan kanter dan het ooit aan kant is geweest. Ongeveer zo aan kant als wanneer mijn schoonmoeder op bezoek kwam, maar dan in het tienvoudig kwadraat. Aangezien ons huishouden gewoonlijk een grote overeenkomst vertoont met de schilderijen van Jan Steen, wachtte mij een fikse taak. Want wie zijn huis te koop zet, moet het representatief op de foto's krijgen. En daarmee wordt bedoeld: spic en span, alsof het nieuw is, alsof er net verbouwd is en de verf nog maar net droog is, alsof je er eigenlijk helemaal niet weg wilde. Levendig maar niet persoonlijk, ruim maar gezellig. Alle foto's, tekeningen van mijn dochter, speelgoed, krabpaal/torenflat van de katten, spullen op het dressoir, ALLES moest weg wilde ik mijn huis volgens de ongeschreven regels van de huizenverkoopwereld op de foto krijgen.
Een volle week ben ik bezig geweest om het representatieve interieur te bewerkstelligen dat van me verwacht werd - denk je in, mijn dochter lag ziek op de bank en eiste ook met een zekere regelmaat mijn aandacht op - en toen het eindelijk klaar was dacht ik bij mezelf: Wat een akelige lege bende. Het was mijn huis, maar toch ook weer niet. Nee, een leeg, kaal, opgeruimd huis is aan mij echt niet besteed.
De fotograaf was een geval apart. Hij praatte namelijk alleen tegen mijn man. Als ik wat zei, negeerde hij dat en vervolgens richtte hij zich weer tot mijn man. Ik dacht er het mijne van, als het meezat zou ik hem nooit meer ontmoeten en dat is tot nog toe ook zo geweest.
De foto's werden inderdaad erg representatief. Hij gebruikte een enorme groothoeklens waardoor ons huis ongeveer twee keer zo groot leek. Mijn woonkamer leek wel een balzaal en op de foto's was het dressoir ongeveer acht meter lang en driehoekig van vorm. Maar dat was allemaal normaal, zei de makelaar, zo doen we dat altijd. Prima, dacht ik. Als het maar kijkers trekt.
En dat gebeurde. Twee dagen na kerst, toen ons huis net weer een Jan Steen-achtige gezelligheid had aangenomen, zou er een kijker komen. Dus weer dat hele riedel van opruimen.
En toen de kijker kwam, mijn dochter en ik de deur uit. Koud dat het was! Regenen! En geen buur thuis, dus maar een ommetje gemaakt. Uiteindelijk bij de dokter in de wachtkamer gaan zitten, een warme choco uit de automaat genomen en wat tijdschriften doorgebladerd tot de makelaar belde.
De kijker was enthousiast! Dat was een goed begin, vonden wij. In deze tijden!
Maar het bleef bij die ene kijker. Hierna bleef het angstvallig stil. Tot de makelaar belde: onze kijker wilde nog eens kijken! Dit keer met een medemakelaar.
Om een lang(dradig) verhaal kort te maken: midden in de crisis, op het moment dat de huizenmarkt compleet op slot zat en in het slechtste kwartaal sinds de jaren '80, verkochten wij ons huis aan de enige kijker die ooit is komen opdagen.
En wat er daarna gebeurde, vertel ik volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten