JE BENT WAT JE EET
Ineens zie je het: ansjovis, dat zijn dode visjes. Vieze, glibberige dode visjes.
Iedereen heeft wel eens zo’n moment dat de bliksem lijkt in te slaan. Dat je even een glimp mag opvangen van de goddelijke bedoelingen, een alwetend begrijpen van de wereld om ons heen.
Ik had zo’n moment een paar jaar terug, toen ik sla aan het maken was. Naar oud en gewaardeerd gebruik maakte ik een salade met een mediterrane touch. Olijven, ansjovis, kappertjes, gedroogde tomaatjes en pijnboompitjes. En natuurlijk mijn geheime en veelgeprezen honing-mosterd dressing.
Ergens in mijn geheugen heeft het advies zich vastgezet dat ansjovis voor gebruik afgespoeld moet worden met water, veel water. Anders zijn die krengen zo zout dat je de rest van de avond aan de kraan hangt.
Ik vulde een kommetje met water, opende het blikje ansjovis en legde ze een voor een in het kommetje. Een beetje treurig dreven de kop- en staartloze visjes in het water rond. En toen gebeurde het. De goddelijke inmenging. Het alwetend begrijpen. Ansjovisjes, dat zijn dode visjes. Vieze, dode visjes. Al maanden dood. Natuurlijk probeerde ik de gedachte te verdringen; ik was tenslotte met het eten bezig.
Maar toen ik ze uit het kommetje pakte, voelde ik de koude, glibberige lijven in mijn vingers. Dode beesten. Ik kokhalsde. Ik stond op het punt om dode beesten in mijn sla te gooien! Sterker nog: ik at al jarenlang sla met dode beesten erin. Ik bedoel maar, als je goudvis is overleden gooi je hem, staartje tussen duim en wijsvinger, in het toilet.
En sla, dat zijn ook maar planten. Ik dacht aan de ficus die ik de week ervoor in de GFT-bak had gegooid. Een plant! Geworteld in dezelfde aarde waarin wij onze medemensen begraven. En zoiets eten wij zonder scrupules op?
En wat zijn olijven eigenlijk? En gedroogde – gemummificeerde – tomaten? Pijnboompitten? Een schaal vol dode beesten, planten en stukken boom, en dat noemde ik een delicatesse? Hoe haalde ik het in mijn hoofd om mijn gezin zoiets walgelijks voor te zetten?
Nee, die honing-mosterd dressing heb ik ook maar niet meer gemaakt, toen ik me eenmaal realiseerde dat mosterd geplet vogelzaad is en honing in feite niets anders dan bijenkots.
Een glas melk dan maar om de mond te spoelen? Gefilterd koeienbloed, zul je bedoelen. Met minstens vijf procent etter erin, zoiets moest me natuurlijk precies op dat moment te binnen schieten.
Met het zuur achterin mijn keel keek ik naar de inhoud van mijn koelkast. Allerlei delen van planten, bloemen, takken, dierlijke vloeistoffen en stukken dood beest staarden mij aan. Kaas: hard geworden verzuurde melk. Gehakt: onherkenbaar lijkenvlees. Bloemkool: embryonale koolbloemen. Eieren: slijm uit een kippenkont met een hard laagje er overheen tegen het lekken. Ik kreeg de neiging alles met een grote armzwaai in de vuilnisbak te gooien, toen ik me plotseling realiseerde dat ik dit elke dag eet. Al mijn hele leven.
Dooie Visjes verscheen eerder als column in dagblad De Pers
Geen opmerkingen:
Een reactie posten