vrijdag 27 december 2013

Tegen ruggen aan kijken, of: wie het eerst komt, maalt niet vanzelfsprekend het eerst.


Vorige week gingen we naar een kerstconcert, in het centrum van een grote stad. Dat was georganiseerd door de harplerares van mijn dochter, en werd uitgevoerd door al haar leerlingen. De locatie was zo gekozen dat er zit- en staanplaatsen waren. Wie wilde zitten, werd te verstaan gegeven dat het wel zo netjes was om dan even een drankje te bestellen, om de uitbater van het terras te compenseren.
Omdat we vrij vroeg waren, konden we aan een tafeltje zitten dat mooi zicht bood op het podium waar de kinderen zouden spelen.

Echter van het hele harpconcert hebben we niets gezien.

Want - net als voorgaande jaren overigens - was een groot deel van de andere ouders helemaal niet genegen rekening te houden met het feit dat zij niet de enigen waren die hun kind wilden zien spelen.
Op een zeker moment ging een groepje ouders VLAK VOOR ons tafeltje staan, zodat wij tegen een stel konten aankeken. Toen mijn man er wat van ging zeggen, reageerden ze nogal geërgerd, om niet te zeggen ronduit onbeschoft. Hun mening kwam er in het kort op neer dat het niet hun probleem was dat wij er wel op tijd waren en een zitplaats hadden weten te bemachtigen. Zij wilden het gewoon kunnen zien, en waar het voor mij persoonlijk volkomen vanzelfsprekend is dat staande toeschouwers zich áchter de zittende mensen positioneren, was het voor hen vooral een kwestie van "hier kunnen we het goed zien dus hier gaan we staan".
Ze waren overigens wel zo vriendelijk ons het advies te geven gewoon óók te gaan staan, dan was alles toch opgelost?

Uiteindelijk heeft mijn man stevige taal moeten gebruiken om hen ervan te doordringen dat je niet vóór zittende mensen kunt gaan staan, en eindelijk gingen ze naar elders.

Niet dat dat hielp. Vlak voor het podium verdrongen zich vanaf het begin van het concert zo veel ouders die niets van het optreden van hun kind wilden missen, dat we alsnog een uur lang tegen een stel ruggen aangekeken hebben.
Mijn man deed het enige dat je in zo'n geval kunt doen: er ook maar tussen gaan staan, zodat hij in elk geval het optreden van mijn dochter nog kon filmen.
Ik kan helemaal niet zo lang staan en heb vooral mijn oren gebruikt om van het concert te genieten.

Hoewel er van genieten nauwelijks sprake was. Want zulke onbeschoftheid raakt mij enorm. Mensen die zich niets van anderen aantrekken en moedwillig hinderlijk zijn om er zelf beter van te worden, daar kan ik echt niet tegen. Ik zal misschien een overgevoelige dwaas zijn, maar tegen zoveel lompe grofheid ben ik eenvoudigweg niet opgewassen. Het vreet aan me, ik voel me machteloos, diepbedroefd, en krijg steeds meer de neiging me terug te trekken, omdat als dit exemplarisch is voor hoe onze maatschappij in elkaar steekt, ik daar helemaal geen deel van wil uitmaken.

Waarom zou ik omgang willen met mensen die op zo iets cruciaals lijnrecht tegenover mij staan? En bij wie elke discussie in termen van "winnen" en "verliezen" gaat, waarbij alle middelen kennelijk geoorloofd zijn, terwijl ik juist in elk contact met een ander mens streef naar harmonie en win-win situaties?
(Ik was bijv. heus bereid geweest ons tafeltje te delen, indien iemand iets in die geest aan me gevraagd had - door echter al bij voorbaat te ontkennen dat ik besta, verviel die optie.)
Ik vind het vaak enorm moeilijk om me staande te houden, gehoord te worden, mijn behoeften vervuld te krijgen - vooral wanneer dat betekent dat ik me eigenlijk op een bijna agressieve manier moet opstellen. Ik ben iemand van zachte, horizontale communicatie, maar voel me vaak gedwongen mezelf te "verlagen" (ja, zo voelt het echt) tot een grovere, kwetsender manier van communicatie, om überhaupt tot iemand door te dringen. Waarbij het dan nog maar de vraag is of die persoon zich iets wil aantrekken van mijn verzoek.

Ik geloof echt dat er mensen zijn die wel weten hoe je respectvol met andere mensen omgaat, en die weten dat het niet gepast is om je hinderlijk te gedragen naar anderen toe. Maar ze lijken zo dun gezaaid. Ik ontmoet ze zelden. En ja, ik heb een zwak voor mensen die weten hoe het hoort - die zich niet alleen beschaafd gedragen, maar zelfs etiquetteregels kennen. Een tijdje terug ontmoette ik een (oudere) man die bij het afscheid, nogal onverwacht, achter me ging staan en mijn jas voor me ophield. Voor zulke mensen smelt ik. Die hebben meteen een streepje voor bij mij.

Heel erg vind ik wanneer mensen mij vanwege deze instelling als hautain aanmerken. Omdat ik onderscheid zou maken. Tja, zo kort door de bocht kan iedereen wel redeneren om het gelijk aan zijn kant te krijgen. Maar is het niet gewoon heel menselijk dat ik met bepaalde soorten gedrag moeite heb? Gedrag dat lijnrecht ingaat tegen wat voor mij waarde heeft? Maakt mij dat dan meteen hooghartig? Ik beschouw mezelf eerder als bescheiden - misschien wel te bescheiden. Want ik voel me te vaak ondergesneeuwd in een wereld waarin de grootste schreeuwers het voor het zeggen lijken te hebben.

donderdag 19 december 2013

Pinterest

Sinds mijn lieve vriendin me er anderhalf jaar geleden op wees, ben ik verslaafd aan Pinterest.
Het heet social media te zijn, maar voor mij is er weinig social aan en toch vooral veel media. 

Je kunt er afbeeldingen verzamelen van dingen die je leuk vindt. Die categoriseer je op zogenaamde "prikborden", net zoals je thuis een moodboard zou maken met plaatjes uit bijvoorbeeld woonmagazines.

Op het moment dat ik er voor het eerst mee in aanraking kwam, stond onze verhuizing voor de deur en ik vond (en vind) het fantastisch om plaatjes te zoeken van inspirerende interieurs en tuinen. Toen het er te veel werden, begon ik ze onder te verdelen; tuinen, borders, tuinzitjes, moestuinen etc.; de interieurs in slaapkamers, badkamers, keukens, woonkamers, hallen enz. 

Ondertussen heb ik 122 verschillende "prikborden" met in totaal bijna 30.000 plaatjes.
Omdat ik van niemand verlang ze allemaal te gaan bekijken (hoewel ik een kijkje op een prikbord van je keuze wel aanraad) hier een greep uit mijn assortiment!
(Geen van de foto's is van mijzelf, het zijn allemaal foto's die ik op Pinterest heb gevonden)
 
De foto die als inspiratie diende voor mijn tuinpad met bochtje en treden




Een van de vele plaatjes van tuinhekken en bogen


Zitjes in de tuin



Nog meer zitjes in de tuin.


Tuinpaden...
Tuinvazen en -potten
Inspirerende tuinhuisjes
Inspirerende bloementuinen
Inspiratie voor mijn jaarlijkse theepartij
Plaatjes van de allerschattigste huisjes
Plaatjes die laten zien hoe ik m'n huis graag zou inrichten
Of de logeerkamer
Of de badkamer
En natuurlijk hoe onze nieuwe keuken ongeveer zou moeten worden
Er is een map met plaatjes van mooie uitzichten en doorkijkjes
En eentje met gezellige boekjes waar het zo heerlijk lezen is
Eentje met allerlei lampen
Een mapje met zilverwerk


Een met alleen maar raampjes
Nou ja, en verder nog heel veel foto's van poezen, van mooie deuren, plaatjes uit mijn favoriete films, serviezen, vakantiebestemmingen, spreuken en weet ik het al niet meer.

Ik zou zeggen, als je je geïnspireerd wilt voelen, neem eens een kijkje!
pinterest.com/helenaschrijft 

Klopgeest

Een tijdje geleden kwam ik thuis, en terwijl ik van de oprit naar de voordeur liep, hoorde ik iemand aan de overkant van de straat tegen de ruit tikken. Ik keek om, en zag niemand. De buurvrouw was niet eens thuis, haar auto stond er niet. Vreemd, maar ik stond er verder niet bij stil.

Een week of zo daarna lag ik 's morgens nog in bed, ik sliep uit, maar werd gewekt doordat er iemand op het raam klopte. Ik dacht nog; wij hebben toch een bel? Ik wachtte even maar hoorde niemand weglopen, noch werd er een tweede keer geklopt. Vreemd.
Althans, voorlopig. Net toen ik weer wilde gaan liggen werd er weer geklopt, en weer. 

Alleen, nu leek het niet van de voorkant van het huis te komen, maar eigenlijk overal vandaan. Het geklop bewoog en kwam dan weer mijn kant op, om dan weer vanuit de andere kant van het huis te klinken.

Nou ja, van uitslapen kwam natuurlijk niks meer, maar die klopgeest zat me niet zo heel erg dwars. Ik was immers nog niet helemaal wakker toen het geklop klonk. Er zat vast een stukje verbeelding bij.

Tot op een morgen mijn man even van huis ging, en na het verwachte half uur niet de bel klonk, maar er geklopt werd. Ik liep naar de deur... en zag niemand.
Toch bleef er geklopt worden. Ik ging het hele huis rond, maar bij geen enkel raam stond iemand. Het werd steeds gekker! 

Even later kwam mijn man thuis (hij had gewoon de sleutel bij zich). Ik vroeg: was jij net al thuisgekomen? Stond je in de tuin op het raam te kloppen?

Hij wist van niets.

Het mysterie loste zich uiteindelijk op toen ik, dagen later, toevallig een blik naar het huis aan de overkant wierp. Op de schoorsteen van de buren zaten twee kauwtjes, die met hun sterke snavels een hazelnoot open probeerden te krijgen.

Aha.

Toen korte tijd later bij ons het geklop weer klonk, ben ik heel zachtjes door de achterdeur naar buiten geslopen, en inderdaad, nu zaten ze op onze schoorsteen. Hard kloppend, in series van drie, om die hazelnoot kapot te krijgen.

De klopgeesten waren kauwtjes!

zondag 8 december 2013

Geen fluit te doen

Er is op het ogenblik geen fluit te doen in de tuin.
Ik kom er alleen om de konijnen eten te geven en eieren te rapen.
Alles ziet er dor en kaal uit - nou ja, op die paar goudsbloemen na dan, die zelfs nu nog hardnekkig blijven doorbloeien - en het weer nodigt ook niet echt uit tot gezellig tuinieren.

In december ligt de tuin helemaal stil.
De kale tuin. Die douchekop in het midden was vroeger een zonnebloem.

Mist voor een dramatisch effect. Rechts op de voorgrond de voormalige cosmea's

Het tuinpad wordt weer zichtbaar

De kale appelboom

Bankje dat even niet uitnodigt om er lekker op te gaan zitten

De chaos in de tuin van mijn dochter met verpieterde cosmea's


Op zich komt dat mooi uit. December is niet de tijd van het jaar om je aandacht naar buiten te richten. De donkere dagen lenen zich bij uitstek voor naar binnen gekeerd zijn, contemplatie en de balans opmaken van het jaar dat achter ons ligt. Het opruimen van het oude en een licht ontsteken voor het begin van het nieuwe.

Althans, dat is het nobele doel dat ik me elk jaar vergeefs stel. In werkelijkheid wordt december natuurlijk gekenmerkt door niets dan drukte en verplichtingen, en is er nauwelijks tijd voor rust en beschouwing.

Hoewel ik het altijd spijtig vind dat er weer een jaar voorbij is en het afgelopen jaar wel héél snel voorbij gegaan is omdat ik zo ontzettend veel rustmomenten moest inplannen dat de weken voor mij maar drie, vier bruikbare dagen hadden, en hoewel ik de eerste twee weken van het nieuwe jaar gewoonlijk als een zombie rondloop omdat ik compleet uitgewrongen uit de de decembermaand tevoorschijn kom, kijk ik toch altijd wel uit naar januari.

Niet in de laatste plaats omdat het tuinseizoen dan weer van start gaat. Want in januari moeten de fruitbomen gesnoeid worden. Hoera! Wat kan mij het schelen dat het dan nog volop winter is: ik kan weer naar buiten, ik kan weer wat doen. Ik kan weer vooruit kijken!

Niet, zoals vanaf september, genieten van wat er nog is en met lede ogen de aftakeling aanschouwen, maar je verheugen op wat komen gaat. Heerlijk.
Kreeg ik laatst ook nog een mooie nieuwe takkenschaar van mijn ouders cadeau. Met zo'n lange steel eraan zodat ik alle waterloten van de oude appelboom te grazen kan nemen. Heel wat beter dan dat krakkemikkige ding met zijn roestige, botte schaar die de vorige bewoner van dit huis in de schuur had achtergelaten.

Nou ja, eerst maar eens december zien door te komen...


maandag 2 december 2013

Iets leuks erbij

In mijn vorige blogpost schreef ik dat het hard nodig is om meer leuke dingen aan mijn leven toe te voegen, zodat ik vaker blij ben en derhalve meer energie krijg.
Daarom hebben we de knoop doorgehaktover iets waarover we al een tijdje nadachten. 
Het is iets waar ik enorm van houd en waar ik altijd blij van word.

Het is ongeveer twintig centimeter hoog, dertig centimeter lang, weegt twee kilo, en heeft ongeveer vijfentwintig miljard zwarte en vijf miljard witte haren.

Vorige week woonde ze nog in het asiel, maar nu woont ze fijn bij ons. Ze is pas een half jaar oud en had maar liefst zeven broers en zusjes. Een flink gezin, vooral als je bedenkt dat deze zwangerschap niet gepland was. Moeder was van adel (Perzisch) en was 'm op een krolse nacht gepeerd voor een romantisch onderonsje met de buurtkater. 
Eén van haar acht kinderen had net zo'n lange vacht als moeder, de rest heeft weliswaar kort haar, maar wel ongewoon zijdeachtig zacht. 

Poef, want zo noemen we haar (officiële naam is Minou) kroop in het asiel in mijn nek, begon hevig te spinnen en viel vervolgens in slaap. Dit alles voordat ik goed en wel had kunnen bekijken hoe het katje onder mijn kin er  nou eigenlijk uit zag. 

Even later wisten we het allemaal zeker; dit schattige lieve poesje met haar zwarte vachtje en witte buik en pootjes wordt het. Zij had ons uitgekozen en wij vielen als een blok voor haar.

De volgende dag ging ze met ons mee naar huis.
Natuurlijk waren Poedie en Pluis er niet onverdeeld blij mee, zelfs al bleef Poef de eerste dagen zorgvuldig van hen afgeschermd in een aparte kamer. 
Het was ongelooflijk grappig om te zien hoe Poedie en Pluis, elkaar gewoonlijk hooguit duldend en niet al te zeer aan elkaar gehecht, ineens een front vormden, een onafscheidelijk duo vanuit de gedachte "jou ken ik, jij bent wel vertrouwd". Ik heb die twee nog nooit zo vaak en zo dicht bij elkaar zien zitten.

Vooral niet toen het kleine katje de kamer in mocht en bij ons op schoot kroop en met hún speelgoed (waar zijzelf niet naar omkijken) begon te spelen. Poedie en Pluis vanaf een hoge plek,
argwanend kijkend wat zich daar beneden afspeelde. Het leken net die twee ouwe mannetjes van de Muppetshow. 



Ondertussen zijn we een week verder en wordt er nauwelijks meer gegromd en geblazen, wel worden er af en toe neusjes gegeven en wordt er zelfs al min of meer in elkaars buurt op de bank geslapen. 

Vooral de jonge Pluis lijkt de voordelen van een kitten erbij wel in te zien. Poedie, die al acht is, is wat neutraler. Die vindt het wel best als die twee jonkies samen achter een veer aanjagen, dan kan zij lekker rustig slapen. Hoewel ook háár bijna ingeslapen speel-drang ineens weer naar boven komt nu er weer zo veel spelende katten en bewegende speeltjes in huis zijn.

Een verhaal als dit is natuurlijk niet compleet zonder foto's!












zondag 24 november 2013

Altijd moe



Ik schrijf natuurlijk het liefst over mijn tuin, maar soms houdt iets anders me meer bezig. Vandaag schrijf ik een lang stuk over mijzelf, over mijn gezondheid. Ik hoop dat ik boeiend genoeg kan schrijven om tot het eind toe gelezen te worden, want het is nogal wat.
Het is ook niet van vandaag of gisteren. Het speelt al jaren. En het bepaalt mijn leven volledig.

Ik ben namelijk altijd moe.
En dan niet een beetje moe, maar heel moe. Altijd. Dag in, dag uit. Jaar in, jaar uit.
Ik kan me de tijd niet heugen dat ik me voor het laatst langer dan een week goed en energiek heb gevoeld. Alsof je jarenlang met de ziekte van Pfeiffer rondloopt. Zo moe dat je alleen maar inteert op je energie, en maar mondjesmaat kunt recupereren van zelfs de kleinste inspanning.
In feite is het zo dat ik al bijna tien jaar moe ben. Niet zomaar moe, zoals iedereen wel eens moe is, maar fysiek en mentaal uitgeput, zo erg dat een dagje uit steevast gevolgd wordt door een brakheid die minimaal twee etmalen aanhoudt.

Het begon toen mijn kindje net geboren was. Nou ja, denk je dan nog, je leven staat op zijn kop, alles is anders, gebroken nachten, voedingen en je baan ernaast. De dokter beaamde dat: de eerste jaren zijn tropenjaren, alle jonge moeders zijn moe.

Verontrustender werd het de tropenjaren achter de rug waren en mijn dochter groot genoeg om naar school te gaan, ik in diezelfde periode mijn baan verloor en ik ineens zeeën van tijd voor mezelf tot mijn beschikking had.
In plaats van al die tijd te kunnen besteden aan schrijven, waarover ik voordien als een soort ideaalbeeld had gedroomd, lukte het me nauwelijks om überhaupt een letter op papier te krijgen. Dat er zes jaar zat tussen mijn eerste boek en het volgende, illustreert hoe de zaken ervoor staan.

Probeer je eens voor te stellen hoe het is om nooit iets te kunnen. Dat al je energie opgaat aan dagelijkse dingen als opstaan, kind van en naar school brengen en 's avonds koken. Hooguit één keer per week iets te kunnen plannen of af te spreken (en dan vaak alleen nog omdat je je verplicht voelt, omdat mensen aandringen omdat het al zo'n tijd geleden is), en daarvan dan dagen of langer bij moeten komen. Altijd nee te moeten zeggen, mensen teleurstellen, vrienden zien vertrekken omdat ze zich na de zoveelste afzegging hardop afvragen wat de vriendschap je eigenlijk waard is.

Op goede dagen lukt het me om wat dingen te doen. Dan stofzuig ik zomaar de hele woonkamer, en op heel goede dagen lukt het me zelfs om (na een halfuurtje pauze) de bovenverdieping ook nog te doen. Maar dat is het dan wel, voor die dag. En denk maar niet dat ik de dag erna al voldoende hersteld ben om weer iets in het huishouden te doen. Het idee alleen al, ik moet elke avond ook nog koken! Vaak lukt het me na het avondeten dan ook niet om ook nog de vuile vaat op te ruimen. Dat klinkt afschuwelijk, maar ik ben dan echt helemaal op en kan niets meer. Dat moet dan maar tot de volgende morgen wachten.

Als ik me ingespannen heb - en dan bedoel ik dus: inspannen zoals hierboven omschreven, ik heb het nog niets eens over inspannen in de zin van "een dagje met het gezin naar een pretpark" of “een fietstocht maken” of iets dergelijks - is er maar één manier om te recupereren, en dat is: me terugtrekken, geen input meer, rust en stilte. 

En dat werkt natuurlijk niet, als je moeder bent. Je kunt niet tegen je kind zeggen: ik kom je vandaag niet uit school halen, ik lig in bed. Dus sleep ik me weer naar school, op mijn tandvlees (wat al bijna als normaal voelt), terwijl alles in mijn lijf schreeuwt "IK WIL RUST!" en "IK WIL LIGGEN!". 

Ja, het tuinieren. Dat ging wel. Maar heel bedaard, heel rustig aan, met veel pauzes. In de grote vakantie voelde ik me eindelijk weer een beetje normaal, ondanks dat ik veel in de tuin werkte. Ik kon ik elke morgen uitslapen. Geen wekker die me om zeven uur uit mijn waardevolle slaap rukte, maar vanzelf wakker worden, wanneer ik klaar was met slapen. Dat scheelde enorm veel, maar is in de doordeweekse praktijk niet uitvoerbaar. Ook hielp het om dagenlang, wekenlang, een beetje in mijn eigen tempo te kunnen aanrommelen. Even een kwartiertje wieden, dan weer een halfuurtje zitten lezen, en ondertussen omringd zijn door de eenvoudige dingen die  me blij maken (en dus energie opleveren i.p.v. kosten): schoonheid, het zonnetje, bloemen, poezen, rust.

Hoe ik uit de spiraal van vermoeidheid moet komen weet ik niet, zelfs de artsen en therapeuten die mij hebben geholpen weten het niet. Maar ik functioneer al jaren op hooguit 30%. Ik voel me bejaard, leef het leven van een 80-jarige, loop net zo langzaam, kan net zo weinig aan op een dag.  Elke nacht slaap ik nèt genoeg energie bij elkaar om me door de volgende dag heen te slepen, en als ik slecht slaap, wat nogal eens voorkomt, trek ik zelfs dat niet. 
Ik sta qua energie "in het rood" en zie niet hoe ik mijn saldo weer op nul kan krijgen, laat staan boven nul. Het gevoel van malaise nadat ik mijn energie kwijtgeraakt ben, kan dagen, soms zelfs weken aanhouden.

Kijk je diep in mijn hart, dan zou ik wensen dat ik me een paar maanden in m'n eentje kon terugtrekken op een rustige plek. Gewoon, om eens te beginnen met mijn energieniveau weer op peil te krijgen. En te kijken waar al die energie nou steeds naartoe weglekt. 
Maar dat is in de praktijk natuurlijk niet realiseerbaar, zeker niet in onze gezinssituatie. 

Ik heb het ooit gedaan hoor, een week alleen in een huisje. Mijn man had vrij genomen om voor onze dochter te zorgen. Een week lang mijn eigen ritme volgen, niets dan lezen en thee drinken. Slapen wanneer ik moe was, op zijn wanneer ik wakker was. En overpeinzen waarom ik me zo ellendig voelde in mijn dagelijks leven, omdat ik me in die week wel fijn voelde en mijn energie voelde terugkeren. Toen ik terugkwam, voelde ik me een stuk beter. 
Maar toen begonnen de problemen pas. Iedereen dacht dat ik nu weer alles kon. Er zijn vriendschappen op gesneuveld, want dat was nou net wat ik níet kon: "alles". 

Ik wilde juist die toestand van hervonden energie vasthouden, en dat kon alleen door die rust vast te houden. Niet meteen weer in de maalstroom duiken, maar mijn eigen ritme, waar ik tijdens die week in terechtgekomen was, vasthouden in het dagelijks leven.
In plaats daarvan gingen de mensen, ervan overtuigd dat nu alles weer goed met mij was, harder aan me trekken dan voorheen. Ik had spijt als haren op mijn hoofd dat ik een week weggeweest was, want het bracht me van de regen in de drup.

Zoals gezegd sneuvelde er een vriendschap en ben ik me vanaf dat moment pas echt ellendig gaan voelen. Omdat ik nu wist wat er nodig is om me goed te kunnen voelen, maar met het besef dat dit in het dagelijks leven niet of nauwelijks realiseerbaar is. 
Er veranderde dus eigenlijk niks, behalve dat ik ineens veel beter besefte wat er allemaal mis ging. Ik ging mezelf alleen maar in de weg zitten en moeheid en stress veranderden in gepieker, slecht slapen, concentratieproblemen, vergeetachtigheid en de gekste lichamelijke ongemakken die zich opstapelden tot ik op een dag tot het besef kwam: dit is geen leven, dit is overleven.

Een sociaal leven heb ik al heel lang niet meer, alles wat de normale gang van zaken op een doordeweekse dag overstijgt (zoals een brief posten, of even wat bij de buurvrouw afgeven), zorgt voor aan paniek grenzende stress. Mijn lichaam functioneert niet meer naar behoren, en als ik eens een goede dag heb en zomaar een paar uur actief kan zijn (met tussenpozen, uiteraard) knijp ik in mijn handen van geluk.

In de praktijk betekent dit dat wanneer ik twee afspraken in een week plan, ik me de hele week ellendig voel. Omdat ik van elke inspanning zeker twee dagen moet bijkomen, blijft er bij twee afspraken in een week maar één dag over waarop ik me enigszins oké voel.

Wat precies de oorzaak van mijn vermoeidheid is, is nooit echt duidelijk geworden. “Vage klachten” dekt nog het best de lading. Een combinatie van factoren is de meest plausibele verklaring. Mijn introversie en zachtmoedige aard (confrontaties uit de weg gaan, harmonie nastreven) misschien wel als belangrijkste daarvan.
Wat het ook is, het is in ieder geval niet iets dat met een pilletje op te lossen valt.
Fibromyalgie? Ik herken me er maar half in.
Depressie? Ik ben niet somber, en met voldoende rust ben ik juist goedgeluimd.
CVS? (Chronisch Vermoeidheidssyndroom) Alle symptomen kan ik aanvinken. Ik wil niet beweren dat ik dat heb, ik wil alleen zeggen dat dit het enige ziektebeeld is waarin ik me volkomen herken.

Over CVS
In wezen ontstaat (of verergert) een ziekte als CVS door chronische stress. Het is een ingewikkeld verhaal met bijnieren, neurotransmitters en de hypothalamus, maar het komt erop neer dat wanneer je gedurende langere tijd veel stress ervaart, je op een zeker moment op werkelijk álles gestrest gaat reageren, omdat het "schakelaartje" dat je lichaam in de alarmstand zet, is overgevoelig geworden waardoor zelfs iets alledaags als een onverwacht verzoek of een rinkelende telefoon je compleet uit balans kan brengen.

En dat is dus hoe ik momenteel in elkaar steek. Ik heb om privéredenen niet alles wat er speelt of speelde aan dit blog toevertrouwd, maar ik heb de afgelopen jaren het nodige voor mijn kiezen gehad, misschien wel meer dan de meeste mensen en beslist méér dan ik kan dragen.
Hierdoor ben ik extreem gevoelig geworden voor spanningen en stress en hoewel ik daar niet trots op ben (ik ben meer zo iemand van Hup schouders eronder en nog even doorzetten - maar dat is dus funest gebleken op de lange termijn) moet ik het tegenwoordig wel van mezelf accepteren.

Voor de buitenwereld is het echter moeilijk te bevatten dat iemand aan wie je niks ziet, "niks kan". Op de school van mijn dochter word ik bijvoorbeeld geacht mee te helpen met de feesten en activiteiten voor de kinderen, en als ik afzeg word ik toch eigenlijk best onbegrepen aangekeken. Alsof ik mijn snor druk.

En ja, ik kán het wel hoor – laat daar geen misverstand over staan. Want mezelf forceren, daar ben ik zo ontzettend goed in. Mezelf forceren, wat meer make-up op en voor de buitenwereld mijn vrolijke gezicht opzetten. De klap komt thuis; de terugslag, een dag in bed moeten doorbrengen omdat niets het meer doet. Dagen later nog niet in orde zijn, griepachtige verschijnselen, spierpijn, keelpijn. Niet in staat zijn iets aan het huishouden te doen, de vaatwasser die pas na een paar dagen uitgeruimd wordt. Dát ziet niemand, maar dat zijn wel dingen die ik mee laat wegen in wel of niet ja zeggen tegen een verzoek.

Natuurlijk bekruipt me steeds vaker het idee om me dan toch eens uitgebreid te laten doorlichten of testen op CVS. Maar dan? Dan weet ik of ik het heb. Hoera. En dan niks, want een remedie bestaat er niet tegen.

Wat wel voor mij kan werken is: de maatregelen nemen die iemand met CVS ook moet nemen.
Wat kan ik en wat wil ik. Prioriteiten stellen.
Mijn gezondheid bovenaan dat lijstje zetten.
“Moeten” en “verplichtingen” schrappen of in elk geval zwaar uitdunnen.
Dingen die me energie geven voorrang geven boven dingen die me energie kosten.
Rekening houden met mijn introverte aard. (*Over introversie later meer)

Omdat sociale dingen mij doorgaans meer energie kosten dan ze me opleveren (wat overigens een heel normaal verschijnsel is bij introverte mensen), sta ik er doorgaans niet zo om te springen, komt het initiatief gewoonlijk van de ander en vind ik het tempo waarmee afspraken elkaar opvolgen (“Het is al weer zóóó lang geleden!” – “O echt? Twee maanden geleden was je nog hier!”) vrijwel altijd te hoog.
Dit heeft tot gevolg dat sociale bezigheden steeds meer als verplichtingen gaan voelen. Ook de leuke dingen.
Ik spreek meestal maar af omdat ik de ander niet wil teleurstellen, niet omdat ik er zelf al weer behoefte aan heb. Ik meet de waarde van betrekkingen met andere mensen immers veel meer af aan de kwaliteit dan aan de kwantiteit. Ik ben iemand van “elkaar lange tijd niet zien en dan de draad weer oppikken alsof dat jaar er niet tussen zat” dan “elkaar elke week moeten zien” (als voorwaarde voor een goede relatie). 
Dit aan de betrokkenen trachten uit te leggen leidt er vaak toe dat het in het persoonlijke wordt getrokken. Immers, als ik niet graag wil afspreken zal ik wel niet zo bijzonder in die persoon geïnteresseerd zijn.

Kunnen en willen worden hier op jammerlijke wijze met elkaar verward.

* Goed, over introversie dus. Jarenlang heb ik gedacht dat er iets niet in orde was met mij. Ik beleef namelijk helemaal geen plezier aan dingen die “iedereen” leuk vindt.
Ik wist niet dat het voor een deel van de mensheid normaal is om meer van boeken lezen te houden dan van drukke feesten met harde muziek.
Dat het voor datzelfde deel van de mensheid normaal is om uitgewrongen thuis te komen van een dagje met vrienden of familie, en dat het normaal is om vervolgens weer tot jezelf te komen door je in je eentje terug te trekken op een plek waar zo min mogelijk prikkels op je af komen, bijvoorbeeld een stille kamer, met enkel een boek en een poes en een warme kop thee als gezelschap, of door een beetje in de tuin te rommelen.

Naar introversie en extraversie wordt veel onderzoek gedaan. Ongeveer 1/3 van de mensheid is introvert. Het is een aangeboren eigenschap. Natuurlijk is er bijna niemand volkomen introvert of extravert. De meeste mensen bevinden zich ergens tussen die twee uitersten op de schaalverdeling, en neigen wat meer naar het één of het ander. Ik weet van mezelf dat ik heel ver aan de introverte kant van spectrum zit.
Dat betekent dus dat feestjes voor mij een slopende bezigheid zijn, net als kermissen en braderieën.
Dat betekent dat ik mijn energie weg voel lopen alsof iemand de stop eruit heeft getrokken wanneer ik lang onder de mensen ben.
Dat ik van binnen juich als er een uitje geannuleerd wordt.
Dat ik een hekel heb aan netwerken en dol ben op bibliotheken.
Dat ik liever luister dan praat, liever denk dan praat, liever zwijg dan praat, en liever schrijf dan praat.
En dat als ik een gesprek voer, dan graag één op één.
Ik weet dat ik hierin sterk verschil van veel mensen die graag praten, graag onder de mensen komen, zich na ieder feestje al weer verheugen op het volgende, die graag actief zijn en veel ondernemen. Die de dingen pas helder krijgen wanneer ze ze uitspreken en met anderen delen.
Het was heerlijk om te ontdekken dat ik niet raar of vreemd ben, maar gewoon introvert, net als twee miljard andere mensen op aarde.

Een van de dingen die het hardst nodig zijn, is mijn leven zodanig in te richten dat het voor mij leefbaar is. Rekening houdend dus met mijn introverte aard, en, op dit moment (en waarvan het onmogelijk te zeggen is hoe lang het nog gaat duren), met mijn extreme en voortdurende vermoeidheid.

Een grote hobbel, omdat ik niet graag mensen teleurstel. Ik weet ook vaak niet door welke bril ik naar mezelf moet kijken. Moet ik door de “normale” bril kijken, en dan tegen mezelf zeggen: ‘Goh Heleen, het is ook eigenlijk niet normaal dat je die en die al zo’n tijd niet hebt gezien.’ Maar dan roept dat zwakke, vermoeide stemmetje in mijn achterhoofd meteen: ‘Maar dat komt omdat ik het zo vermóeiend vind… Dáárom is het al zo lang geleden! Ik ben er helemaal nog niet klaar voor om nu al weer af te spreken.’ 
Dat is dus de “vermoeide” kant.
Dus, wat in de ogen van gezonde, normaal functionerende mensen wel erg weinig is, kan voor mij, de nauwelijks functionerende, wel eens veel te veel zijn. Hoe moeilijk dat ook voor te stellen is.
En vergeet niet wat die innerlijke strijd en dat gevoel dat er aan me getrokken wordt, aan energie kost. Energie waar ik veel beter zuinig mee kan omgaan.
Ik wil mijzelf niet meer forceren, ik wil gemakkelijker kunnen afzeggen wanneer ik iets dat weliswaar afgesproken was, echt niet zie zitten, omdat ik me er niet goed genoeg voor voel.

En ik zal blijven benadrukken dat het niet persoonlijk opgevat moet worden. Ik vind alle mensen met wie ik omga erg aardig, maar ik trek het simpelweg niet om zo vaak af te spreken als iedereen graag zou willen.
(En een compromis heeft dus in zo’n geval ook geen zin. Stel dat iemand het liefst elke week met mij wil afspreken, terwijl voor mij eens in de twee maanden net te doen is, dan is een compromis van bijv. 1 x per maand nog steeds het dubbele wat ik aankan.)

Het lijkt naar de buitenwereld toe misschien niet erg sociaal dat ik mezelf voorop wil stellen, maar hé, ik ben met mijn herstel bezig. Ik ben niet in orde, weet je nog? Het moge iedereen duidelijk zijn dat hoe ik het de afgelopen jaren heb geprobeerd aan te pakken, overduidelijk niet werkte.
Don’t rush me. Jaag me niet op. (Dit is sowieso een goed advies bij introverte mensen)
Het zit zo enorm diep, die vermoeidheid, het zal geen kwestie van weken of zelfs maanden zijn, maar van een zeer lange adem.
Ik zal mijn best doen om te voldoen aan ieders behoefte aan sociaal contact, maar wel naar draagkracht, op mijn voorwaarden.
Ik hoop dat dit mij gegund kan worden, dat iedereen net zo hoopt dat ik me beter ga voelen als ikzelf.
Dus lieve mensen, als ik jullie nooit bel en alle initiatief van jullie moet komen, en als ik er maar niet toe kom weer eens wat af te spreken, neem het me alsjeblieft niet kwalijk, want ik kan het gewoon niet.