Mijn droom is een dak vol zonnepanelen en van de aldus opgewekte stroom met een elektrische auto heen en weer pendelen.
Als ik terug rijd, beland ik gaandeweg in een ansichtkaart. Ons nieuwe huis staat op een heuvel en als ik op die heuvel aan kom rijden kan ik na al die maanden nog altijd intens genieten van het "buitenlandse" plaatje dat zich voor mijn ogen ontvouwt. Het doet denken aan vervlogen tijden, aan vakanties in de Ardennen, aan slaperige dorpjes op een berghelling. En tja, het ís natuurlijk ook buitenland.
Als ik écht zin heb in een stukje sightseeing neem ik niet de kortste weg naar huis, door het dorp, maar rijd ik om de heuvel heen, om via de achterkant ervan naar ons huis te rijden. De weg die daar loopt is zo mooi dat hij op landkaarten vast en zeker gemarkeerd is met een groen lijntje erlangs, want het zicht op de heuvel, met zijn bos en de huisjes die tussen de bomen door piepen is werkelijk prachtig.
Vakantie |
"Daar woon ik," denk ik dan altijd blij, en dan waardeer ik het allemaal des te meer, vooral wanneer ik terugdenk aan plekken waar ik ook gewoond heb; in een flat op vijf hoog, aan een druk kruispunt waar ook nog elke paar minuten de trein naar Den Haag langs denderde. In een huis dat aan een doorgaande weg lag en waar 24 uur per etmaal de rust verstoord werd door automobilisten die de maximumsnelheid het liefst met twee vermenigvuldigden.
En dan dit. Een landweggetje dat de heuvel op kruipt, en ik, altijd zo langzaam mogelijk rijdend om er ten volle van te kunnen genieten. Eenmaal boven, een scherpe draai naar links, en dan de bonus: het uitzicht. Enkel bos en akkers, zo groen als groen maar kan zijn. Heel in de verte, aan de horizon, wat lage heuvels, een kerktorentje, windmolens.
Nog een klein stukje en dan ben ik thuis, wij wonen aan de andere kant van de heuveltop. Dat lijkt zonde, in verband met dat uitzicht, maar ik heb daar een bewuste keuze in gemaakt. Het uitzicht mag dan schitterend zijn, je zit altijd in de wind en die wind neemt ook de herrie van die mooie (en 's zomers zeer populaire) weg onder aan de heuvel met zich mee. Wij, net aan de andere kant van de heuvel, horen die weg nauwelijks, of er moet een groep motorrijders van de route genieten. En omdat we toch hoog zitten, hebben we een mooi uitzicht de andere kant op. Daar zien we het kasteel, en een uitgestrekt woud waar herten wonen.
Bovendien hoeven we vanuit onze tuin alleen maar haar de top van de heuvel te lopen om alsnog van dat uitzicht te genieten.
Eenmaal thuis zet ik eerst de fluitketel op het fornuis. Daarna krijgen de dieren te eten. Kippen eerst, en dan raap ik meteen de eitjes. De kippen zaten bij de koop inbegrepen; de vorige bewoonster kon ze in haar nieuwe huis niet kwijt en maakte zich al druk over hun lot. Ik zei: laat ze maar lekker hier, iedereen blij.
Elke dag heb ik vier eitjes. Soms maar drie, en dan hebben we de dag erna soms een dubbeldooier. Dat zijn enorme eieren waarvan je meelij met de kip krijgt.
Links: doordeweeks ei, rechts: dubbeldooier |
De konijnen krijgen vervolgens ook eten, en als laatste de poezen. Tegen die tijd kookt meestal het theewater en dan smeer ik een boterhammetje met donkere honing, en ga, als de zon schijnt, met mijn ontbijt op de bank achter in de tuin zitten. Daar staat tot een uur of half 10 de zon.
Het bankje achter in de tuin |
Pluis is een ander verhaal. Het is ook een beetje de pech van het raskat-zijn. En van het feit dat ze niet echt de slimste is. Ik laat haar niet graag zomaar over straat zwerven, maar als ik haar los laat in de tuin is ze zó verdwenen, want onder de heg zijn openingen waar een kat gemakkelijk onderdoor past. Hier wil ik nog een oplossing voor bedenken, iets met kippengaas of zo, want ik merk dat Pluis ongelukkig wordt als ze met een tuigje moet rondlopen. En onze tuin is groot genoeg om een hele dag te avonturen.
Ik loop na mijn ontbijt ook nog even een rondje door de tuin - een rondje dat steeds gemakkelijker wordt, nu er steeds meer paden klaar zijn (er staat nog een paadje achter de appelboom langs gepland). Ik geniet van wat er al bloeit, hoewel ik het natuurlijk nog veel te weinig en te kaal vind. Met mijn tulpen ben ik uitermate blij. De witte begonnen spierwit, maar krijgen allengs een randje paars dat steeds intenser wordt.
Ze begonnen groenig wit |
Via een subtiel randje paars |
En werden elke dag een stukje paarser |
Ook het wildebloemenzaad dat ik een paar weken geleden op de kale stukken zaaide, komt lekker op:
De appelboom heeft de verhuizing vanuit de oude tuin overleefd en staat volop te bloesemen:
Vergeet-mij-niet en lievevrouwebedstro aan de voet van de hortensia |
Erg blij met deze prachtige violen, ze beginnen donkerpaars en worden lichter naarmate ze ouder worden |
Appelbloesem |
De grote appelboom |
In april, toen het weer verbeterde, had ik een deel van de kippenren afgezet om er graszaad te zaaien. Ik vond het zo zielig, mijn kippen die alleen maar een beejte in het zand liepen te pikken. Ik gunde hen wel wat grasjes. Zo gezegd zo gedaan. Twee zakjes graszaad had ik nog, grond voorbereid en dunnetjes uitgezaaid.
Het duurde lang, heel lang voor er iets opkwam. Ik was boos op de merel; had hij alle zaadjes opgegeten?
Eindelijk kwam er een groen waas over het stukje grond.
Wat gek, ronde blaadjes.
Ik zou toch zweren dat gras meteen in sprietjes groeit.
Afwachten maar, het was niet mijn graszaad, het lag nog in de schuur van de vorige bewoner, misschien was het gewoon een ander soort. Of zoiets.
Het duurde niet lang of het zag er zo uit:
Dit is geen gras! |
Dit wel |
Er zat niets anders op dan toegeven dat mijn plan om een weitje voor de kippen aan te leggen jammerlijk mislukt was. Tegelijk had ik de luxe dat ik, dankzij die zelfde kippen, niet zelf op m'n knieën hoefde om met handschoenen aan al die jonge brandnetelplantjes eruit te halen.
Lekker, brandnetels! |
Enfin, hier en daar staat er nog eentje, die mogen van mij gerust groot worden, daar zijn de dagpauwogen alleen maar blij mee.
En ik ben blij met mijn fijne tuin! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten